Henk Vermeyden – (interview @Jan Paymans)
Godfather van de Goochelkunst Henk Vermeyden: “I did it my way”
20.00 uur. Ik bel… Vermeyden doet zelf open. “Precies op tijd”, zegt hij. Hij is onberispelijk gekleed. Al gauw blijkt dat hij een perfecte gastheer is. Bovendien rookt hij niet. Tijdens het interview zitten we tegenover elkaar aan tafel. Zijn gezicht op ongeveer 70 cm. van het mijne verwijderd. Zijn blauwe pretogen wachten af ………………..
Hoe bent U met de goochelwereld in aanraking gekomen?
Goochelen heeft me altijd geïnteresseerd. Als jongen al op de H.B.S. Ik herinner me dat onze rector eens een goochelaar had uitgenodigd. Voor mij was zoiets fantastisch! Maar toen die man optrad, ergerde ik me eraan dat hij er zo “sloppy” uitzag: geen gepoetste schoenen, pantalon te kort, zijn materiaal niet keurig verzorgd. Dat hield me toen al bezig als snotneus van 18 jaar.
In Rotterdam waar ik woonde, kende ik een aantal goochelaars. Maar er was er één die me aardig op weg heeft geholpen: een zekere meneer LIONI, een heel aardige vent, een grote dikke kerel, erg joviaal, die me veel dingen liet zien. Maar ….. toen kwam de tijd dat ik een baantje moest zoeken. We hadden een grote familie: vader, moeder, 4 zusters en 4 broers. Ik was de jongste van het stel. Nu had ik een zwager die directeur was van een bank. En hoe ging dat in die tijd? Henk gaat naar de bank! Ja, en daar zat ik dan. Ik mocht stage lopen in andere landen en leerde veel mensen kennen.
Tussendoor bezocht ik in Rotterdam regelmatig het Casino (toen een variététheater). Daar trad een zekere LARETTE op. Hij had in de jaren 30 hetzelfde imago als FRED KAPS in de jaren 40 / 50. Hij was een gentleman, perfect gekleed, goede manieren. Ik heb toen de stoute schoenen aangetrokken en heb hem in de kleedkamer bezocht. Ik mocht een trucje doen maar dat deed ik helemaal verkeerd! Hij wees me op de psychologie van de truc. Dat ging me in mijn kop zitten en ik dacht: ja, er komt eigenlijk veel meer bij kijken.
Toen zou ik door de bank worden uitgezonden naar New York. Daar had ik helemaal geen zin in! Ik ben gewoon naar boven gestapt, naar de directiekamer en heb gezegd: “luister goed, ik doe het niet.” Het revueachtige trok me veel meer. ’s Avonds in mijn bed kon ik niet slapen. Mijn ouders waren kwaad: “jongen je weet niet wat je vergooit.”
Ik was het zwarte schaap van de familie, de schande van het huis. Ik vertrok naar Amsterdam en ging naar LARETTE. Door hem en zijn vrouw ben ik goed opgevangen. Die man had een mankement hij was doof aan een oor. Dus vond hij het fantastisch dat er een jonge man kwam die de telefoon kon aannemen. Hij vroeg: “wil je mijn secretaris worden?” Nou, ik was natuurlijk dolblij. Secretaris van mijnheer LARETTE! Maar toen kwam de oorlog en aangezien LARETTE een neus had die de nazi’s niet aanstond, werd hij door sommige goochelaars met de rug aangezien. Er werden zelfs intriges opgezet tegen hem en, uiteraard, ook tegen mij. Zo kreeg ik eens een keer van “die grüne Polizei” in Amsterdam een verordening dat ik me dan en dan en daar en daar moest melden. Nou ja, en daar zat een mof (mag ik nu wel zeggen) en die sloeg een mapje open en zei: “Sie sind Herr Vermeyden, ja? Sie sind der Sekretär vom Jüdischen Zauberkünstler MELACHINI? Dat was een Duitser die woonde in Groningen maar die was helemaal geen Jood dus ik wist uit welke hoek de wind waaide. Ik had toen al het blad TRIKS. Dat mocht ik niet meer uitgeven. In dat teken, de pentagram, zag hij de joodse ster. Dat heb ik hem nog uitgelegd maar het blad mocht desondanks niet meer verschijnen.
In 1941 begon u in de Paletstraat voor uzelf een goochelstudio. Hoe reageerde LARETTE daarop? Oh, heel vriendschappelijk. Kijk, hij kon het door zijn afkomst niet meer doen. Ik had bij de Amsterdamse politie een vriend, een zekere NAUTA, een amateurgoochelaar. Die belde mij op een ochtend op en zei: “Henk, ik heb een vreselijke mededeling voor je.” Dat was 13 mei 1943. LARETTE heeft zich voor zijn kop geschoten. Hij luisterde naar radio Engeland. Hij was doof dus zette hij de radio een beetje te hard aan. Waarschijnlijk werd hij door de buren verraden. Toen de Duitsers bij hem binnenkwamen vroeg hij: “mag ik me eventjes aankleden en wassen?” Hij ging naar zijn slaapkamer en toen was het knal, knal …..
Na de bevrijding wilde u een vereniging oprichten. U had overleg gepleegd met concourswinnaars van ’42 NEFANI, WILLY ALBERT en DOC KOOPMANS. Zij wilden echter niet meewerken. Waarom niet? Het was toch een goed idee; wat voor bezwaren hadden zij?
Dat heb ik ook nooit begrepen. Het was alleen dat DOC KOOPMANS die zat al in een vereniging die bestond; en dat was HANDS DOWN. Dat was een snobistische club. Dat andere dat was maar niets, Niettegenstaande heb ik het doorgezet.
Echte bezwaren brachten ze niet naar voren?
Nee, natuurlijk niet. Ze kwamen later toch. Dat heb ik altijd al gevoed. Ik bedoel, als je in dit leven iets presteert, gek dat ik dat zeg van mezelf, en je zet door, dan komt het toch.
Er kwam een onafhankelijke vereniging van goochelaars “de Nederlandse Bond van Goochelaars” met als blad “de Illusionist” en met eigen congressen. Hoe stond u daar tegenover; het was toch uw idee?
Sympathiek. Ik ging erheen. Ik ging naar Bussum.
Is dat niet raar? U komt zelf met het idee van een eigen vereniging met eigen congressen en u heeft zelf een prima vakblad. U wilt samenwerken. Dan zeggen er een paar nou nee, bedankt met een paar vage bezwaren, en even later komt de Nederlandse Bond van Goochelaars met een eigen blad en eigen congressen.
Ja, ik vond het prachtig. Het was een uitdaging natuurlijk …..
Enfin, met de broer van LOUIS LAM organiseerde u in 1946 het eerste internationale goochelcongres in KRASNAPOLSKI in Amsterdam.
Toen moesten de mensen nog bonnetjes voor brood en vlees meebrengen…. Nou ja, ik ben na de oorlog, we waren natuurlijk vijf jaar afgesloten geweest dus je moest alles zelf fantaseren zoals ze het nu moeten doen in Bulgarije of Tsjecho-Slowakije, toen ben ik naar Den Haag toegestapt en heb me aangemeld voor een “Ordre de Mission”, zo heette dat toen. “Goed, ja maar dat was toch niets dat goochelen.” Mijnheer, dat is een van de moeilijkste takken van het lichte amusement en dat is wat ik moet hebben. Ik moet uitslaan, ik moet naar Londen, Parijs, en ik wil naar Stockholm enz …..”
Toen kreeg ik de vergunning om vreemde valuta mee te nemen en heb de eerste contacten gelegd.
Dus u bent, eerst naar het buitenland gegaan, hebt daar contacten gelegd met goochelaars en toen in 1946 kwamen ze allemaal naar het internationale congres?
Toen heb ik ze een circulaire gezonden en toen kwamen ze allemaal. Er waren Spanjaarden maar er waren géén Duitsers. Dat wilde ik niet, nee. Dat heb ik geloof ik een jaar of elf volgehouden.
Zou je kunnen zeggen dat door de congressen in ’46 / ’47 / ’48 en door uw internationale contacten en reizen langzamerhand het idee van de FISM is gegroeid?
Ik ging naar Lausanne, naar Parijs en naar Londen. Meestal zat ik dan bij de president van de vereniging. Hoe dat kwam weet ik niet, dat ging automatisch. Toen heb ik eens gezegd: “Ja, maar jongens, wat zijn we nu aan het doen?” “Je moet hierheen, je moet daarheen. Laten we nu eens bij elkaar gaan zitten en iets internationaals gaan maken. “Dat was toen met docteur d’Hôtel, WILLIAM STICKLAND en iemand uit Zwitserland. Nou ja, we maakten een reglement voor de congressen, die we jaarlijks hielden. Later werd dat eens in de drie jaar. Dat hebben we in Amsterdam in 1955 tijdens een vergadering van de gedelegeerden gedecideerd.
Zo is de FISM ontstaan.
De Nederlandse Bond voor Goochelaars was rond 1950 een aflopende zaak.
Ja, ik heb toen de N.B.G. met de ringen in het Jaarbeursgebouw bij elkaar getrommeld. Ik heb gezegd: “Dit kan zo niet doorgaan. Dit moeten we anders doen. We moeten zelfstandige ringen hebben. Jongens, we gaan samenwerken.” Nou, en dat hebben we toen gedaan. En ik hoor het ze nog zeggen: “Ja, maar zeg jij dan, wat wil je dan?”
“Ik wil een Nederlandse Magische Unie.”
En u werd zelf de voorzitter?
Ja, natuurlijk, dat was logisch. Misschien was het niet gemeend, dat weet ik ook niet hahahaha ……….
Maar wat zou het motief zijn? Zo van, die Vermeyden is voorzitter van de FISM en voor Nederland is het dan misschien maar beter dat hij voorzitter van de NMU wordt?
Nou, dat zou erachter hebben kunnen zitten maar dat mag ik niet zeggen. In ieder geval hebben ze mij die zondagmiddag gevraagd voorzitter (president noemen ze dat) te worden. Ach, het zat natuurlijk niet in één dag in mijn kop. Ik heb dat overlegd en overdacht met andere mensen. Nu was ik het en daar was ik blij om.
Maar eigenlijk is dat heel merkwaardig. Eerst zegt u jongens laten we samen een congres organiseren, dan zeggen de winnaars van 1942 DOC KOOPMANS, NEFANI enz. nou daar hebben we geen zin in, om duistere redenen; dan boekt u successen in het buitenland met de FISM en met de internationale congressen en dan ineens komt uzelf met een voorstel de NBG om te zetten in de NMU. Vervolgens wordt u tot de voorzitter gekozen.
Ik zie mezelf nog zitten op die zondagmiddag met die goochelaars.
Dan zou je kunnen zeggen dat al die goochelringen in Nederland moesten toegeven dat Vermeyden toch gelijk had.
Nou, kennelijk wel, anders maken ze me geen voorzitter. Nee, nee, maar het was anders toen. Veel kleiner, intiemer. Hoeveel leden hebben ze nu. Zo’n 370. Nou ja, dat was toen helemaal niet zo. Als er 50 mensen zaten was het klaar.
Maar goed, 50 man die kun je toch wel manipuleren. Die kun je met z’n allen toch wel zo ver brengen dat ze willen samenwerken?
Toen was het nog niet zo van nijd en afgunst. Toen nog niet. Ze zagen het in. Maar ja, na 45 jaar, nu denken ze laat ie nou maar eventjes opdonderen. Hahahahahaha ……………….
Nu had u internationaal en nationaal een sterke greep op de beoordeling van de nummers omdat u in vele jury’s zat. Is het ook mede door uw krachtsinspanning in de jury’s dat de Nederlanders overal zoveel prijzen wegsleepten?
Natuurlijk. Het begon eigenlijk met KAPS. Ja, die heb ik alles verteld wat ik dacht en wat ik zag en wat ik meende dat goed was. Ik bedoel die psychologische dingen, de bewegingen enz. Ik heb ook nog een half jaar toneelschool genomen om de bühne te leren kennen, het theater an sich.
U had zich geschoold voordat u dat werk deed?
Ja, ja. En de hele grap heeft alles bij elkaar veel geld gekost hoor. Dan zeggen ze wel, hij maakt de congressen tot zijn voordeel, maar ze kostten me meer dan dat ze me opbrachten. Maar goed, dat geeft niet.
Maar wat ik wilde vragen is of het aan uw activiteiten als jurylid binnen de FISM en de NMU te danken is dat er zoveel Nederlanders prijzen hebben weggesleept.
Ach, ze waren gewoon goed.
In 1955 was er binnen de NMU nogal kritiek op het fungeren van coaches als jurylid. Dat zou een vermenging van belangen zijn. Hoe vond u dat?
Ach, ik was de president van de hele “chose” dus mij konden ze nooit weigeren.
Maar de achtergrond was toch dat het er niet zo eerlijk aan toeging in jury’s met coaches. En u was toch ook coach?
Ik was voorzitter van de jury. Natuurlijk zijn er wel eens gevallen geweest dat iemand een clubgenoot of zo voortrok. Nou ja, als dat dan niet deugde weerlegde ik dat in de vergadering.
Maar ze hebben u nooit uit de jury gezet?
Nee, nooit. Ik heb zelf bedankt ja, toen het me de keel uithing, dat geroddel en dat achterbakse gedoe en dergelijke. Ik had het niet meer nodig en mijn jongens waren goed dat moest iedereen toegeven. KAPS was de beste. Tot zijn dood toe was hij altijd de beste. Dat zeg ik altijd nog.
Maar u had een sterke greep op de beoordeling van de nummers omdat u in de jury zat ……
Ja, maar dezelfde greep hadden die andere zes toch ook? Je kent toch het formulier? Ik weet wel dat het altijd was dat als je Vermeyden maar achter je had dan win je ….. maar dat is echt nooit waar geweest. Met de hand op mijn hart kan ik je zeggen dat ik nooit gezwendeld heb. Want ik schreef mijn punten ook op: niet gepoetste schoenen 4, techniek 9, 7. Nou, een ander doet het ook zo of misschien wel anders, maar opgewaardeerd heb ik nooit.
Dus u heeft zelf gewoon bedankt voor de jury …..
Ja, voor Nederland heb ik het voor gezien gehouden. Voor buitenlandse congressen word ik altijd gevraagd en dan doe ik het nog wel.
Wie zijn zoal artiesten (nationaal en internationaal) die u heeft gecoached?
EVELYN ROSE, ALICE, JO NEX met de bloemen, VLADIMIROV in Italië, DI SATO, TEL SMIT, TONNY van DOMMELEN, FRED KAPS, RICHARD ROSS, RONALDO, GER COPPER, om er maar een aantal te noemen.
Hoe ging dat coachen precies in zijn werk?
Kijk, als je iemand opleidt dan ben je daar een zekere periode zwanger van. Dan slaap je niet ’s nachts of je wordt plotseling wakker: “en hij heeft verdomme vanmiddag dàt fout gedaan en dat ik het niet gezien heb, dat is stom van me! Dat moet ik morgenochtend eventjes vertellen.”
Ik heb verleden jaar nog een telefoontje gekregen van iemand uit Alaska, toch niet naast de deur. “Yes, I know you Henk”, and so on. Ik zeg: “ja, kom dan eerst een keertje naar Amsterdam en laten we eens kennis maken.” Dat heb ik nodig om in iemand te kunnen kijken. Dan gaan we uit eten ’s avonds en drinken we een borreltje. Ik nodig ze hier in mijn huis uit. Dan pas weet ik wat ik met iemand aan moet. Ik kan niet ineens contact hebben met vreemde mensen. Ik ben een beetje …
Ik ben schorpioen. Dus ik ben van mezelf uit afstandelijk. Maar als ik iemand ken, dus als ik in die man gedoken ben, als ik al zijn gewoontes en dingen en dergelijke weet, dan heb ik alleen maar: ja of nee.
Kun je dat aan met hem of doe je het liever niet. Daar komt nog bij dat ik duur ben. Per dag reken ik een goed bedrag en dat motiveer ik met het feit dat ik nog nooit iemand heb opgeleid die niet is geslaagd. Dat is mijn trots.
Neem nu die man uit Alaska. Die is zo ontzettend dankbaar die schrijft mij ellenlange brieven: “na Amsterdam ben ik een heel ander mens geworden.” Want ik vertel ze niet alleen over goochelen, maar ook hoe ze moeten denken en hoe ze moeten staan. Ik laat ze inderdaad vlug en langzaam een trap op- en aflopen. Ik zeg ze ook dat ze niet naar huis of naar hun hotelletje moeten gaan met de gedachte: “ nou, die vent heeft me laten tippelen, wat moet ik ermee.”
Je moet aan het lopen blijven denken en als je in een straat loopt en langs een winkelruit komt dan mag je in de ruit best wel even kijken hòe je loopt.
Je moet zorgen dat je in je bewegingen een zekere galantie krijgt. Ik kleed de mensen als het ware uit en weer aan!
En dan bedenkt u een act met juwelen of bloemen?
FRED KAPS heeft de kriebeltjes gehad toen ik hem zei we gaan eens een mooi nummer maken met zijden sjawls. Toen zei hij: “verrek jij nou gauw.” “Nooit van m’n leven zo’n ding in mijn hand.”
Dat kon hij niet, werkelijk niet. Het is natuurlijk logisch dat als je iets moet doen dat “contre coeur” is je jarenlang aan kan werken: het komt toch nooit goed.
Bram Bongers was een van uw bekendste pupillen.
Ja, eerst heette hij MYSTICA. Dat was op het congres in Barcelona waar hij de Grand Prix won. Toen hebben we op mijn kamer in het hotel allerlei krabbels zitten maken en namen zitten schrijven en daar kwam uiteindelijk uit: “FRED KAPS”.
Je moet die mensen begeleiden tot het einde toe. MYSTICA dat was een kinderachtige naam. Dat was net zoiets als “professor Hocus Pocus”. Als je dat zegt. Schrikken ze wel van je, dat weet ik ook wel, maar dan motiveer ik het dat FRED een internationale naam is. Die kun je in het Frans, Duits, Engels en Spaans zeggen; met KAPS is het net zo.
Zelfs de naam FRED KAPS heeft u bedacht?
Ja. En van andere mensen ook. Ja, en ik leer ze natuurlijk ook de macht die ze hebben als ze op de bühne staan. Als jij daar staat ben je voor het publiek een wonderman. Die moet je ook spelen. Acteren! Je moet niet een beetje onzeker staan te doen. Wat je nu ziet, van die jongetjes, dat is toch ….. nou ja, ik zal maar niets zeggen …..
Ziet u nog nieuwe tendensen in de hedendaagse goochelarij?
Natuurlijk. Dat vloeit verder. Vroeger was het alleen een eierzakje, een kistje en de grote blikken vaas. Dat kan je nu niet meer doen. Je moet je aan de hedendaagse levensvorm aanpassen. Die is helemaal veranderd. De manier waarop de mensen nu met elkaar omgaan ….
Zo heeft het Micro-goochelen een hele grote opgang gemaakt. Vroeger deed je dat stiekem in een hoekje of aan een bar. Nu kun je daar je boterham mee verdienen. De technieken veranderen weliswaar steeds. Er zijn nu zelfs elektronische dingen die je kunt doen. Maar de goochelKUNST blijft!
Maar als je nu kijkt naar het congres in Slagharen, daar was geen inschrijving voor manipulatie.
Ja, dat hoorde ik. Maar daar ben ik niet geweest dus kan ik geen opinie hebben.
Daar zou je uit af kunnen leiden dat het bergafwaarts gaat met de manipulatie.
Omdat ze de fantasie niet hebben, beste jongen. En ik had steeds maar fantasie. Ik heb nooit een sof behaald met iemand. Als ik iemand had dan wist ik: nu mag hij losgelaten worden en nu moet het goed zijn. Ja, als ze dan poepzenuwachtig zijn en dergelijke, dan kan ik er ook niets aan doen. Zoals GERT is geweest in Zwolle. Die was helemaal van de kook. Die is huilend weggelopen. Die kon er toen niet tegenop. Maar daar was een reden voor. De eerste rij stoorde opzettelijk met hinderlijke interrupties.
Vindt u het in Nederland voor een Nederlandse goochelaar moeilijker dan in het buitenland?
Mijnheer, niet één profeet wordt in eigen land gewaardeerd.
Ja, eigenlijk een open deur hè. Hoe zou dat komen? Is daar geen verklaring voor?
Dat is nu eenmaal met alles zo. Als hier vanavond iemand uit Parijs komt dan is hij wèl goed.
Maar nieuwe dingen in de goochelarij ……..
Er zit beslist iets aan te komen, maar wàt dat kan ik je nog niet vertellen.
Bedoelt u iets nieuws? Een nieuwe vorm van goochelen?
De presentatie ja.
Doelt u op table-hopping?
Nee, dat bedoel ik niet! Hahahaha ………….
U heeft altijd al een grote rol gespeeld in de FISM en de NMU. Wat vindt u van het huidige NMU-beleid vergeleken met vroeger.
Nou, daar wil ik ook niet over praten. Het is natuurlijk niet leuk. Ik ga niet met stenen gooien. Maar dat het heel anders is dan vroeger dat betreur ik.
Wat betreurt u dan?
Hahahaha, dat wil ik niet zeggen. Ik wil niemand voor het hoofd stoten. Het is anders dan vroeger en dat betreur ik. Kijk, als PIET en ERIC hier zaten dan zou ik het wel zeggen, maar als ik het schrijf ….. Er zijn zoveel meningen op het ogenblik. Misschien vinden ze het helemaal niet leuk dat er een interview met mij is.
Maar heeft het dan ook te maken met al die vergaderingen en zo?
Natuurlijk man. Dat oeverloos gepraat. Doe liever wat.
U vindt het rendement van de NMU-vergaderingen veel te laag?
Nihil. Ja, nu heb jew toch wat je wilt. Zie je wel, hahahaha.
Wat vindt u van het binnenslepen van het FISM-congres 1988?
Leuk dat het hier komt.
Maar men verwijt u dat u hebt tegengewerkt.
Maar ik hèb niet tegengewerkt. Hoe kàn ik nu tegenwerken?
De Madridgangers zeggen dat u de buitenlandse delegaties bent afgeweest ….
Helemaal niet. Dat kan ik zo zeggen. Hoe komen ze daarbij?
Omdat er een Deen, een Amerikaan en een Duitser naar de Nederlandse delegatie is toegestapt en zei: “jongens wat is er nu aan de hand? Willen jullie dat congres in Nederland of niet? Want Vermeyden zegt dat het veel leuker zou zijn als het in Denemarken of in Noorwegen zou komen.
Ja, maar dat is een verkeerde interpretatie; waarschijnlijk willens en wetens. Dat heb ik ERIC ook al verteld.
Door wie …..
Dat weet ik niet.
Mensen die u niet zo mogen …..
Kijk eens, hoge bomen vangen veel wind. Ze zien mij daar met de president lopen en ze zien mij daar met dit en dat.
Dus ze denken die gaat tegen de president zeggen stem maar mooi op Denemarken en niet op Nederland. Dat verzinnen ze zelf?
Ja, het is absoluut niet waar. Moeten ze mij maar eens zeggen wie die mensen waren.
Dus u bent gewoon blij dat het FISM-congres naar Nederland komt en u heeft absoluut niet tegengewerkt, wat de roddels beweren?
Het was een verkeerde interpretatie van het gebeuren. Ik vind het fantastisch dat het FISM-congres naar Nederland komt. Dat méén ik.
Hoe verklaart u de afbrokkeling van uw macht binnen de NMU en de FISM?
Er is geen sprake van afbrokkeling van mijn macht binnen de NMU en de FISM! Ik heb vrijwillig afstand genomen van de NMU en bovendien doe ik nu niet meer wat ik vroeger deed.
Wat deed u vroeger dan?
Nou ja, overal mijn neus insteken. Dat is fout. Dat moet je niet doen. Bij mijn afscheid van de NMU eindigde ik met mijn lievelingssong van SINATRA: “I did it my way”. Omdat er toen ook al gekonkel en geroddel was heb ik dàt laten spelen.
Maar toch wil ik daar iets over horen. Wat was dat dan voor geroddel en waar kwam dat dan vandaan?
Jaloezie. Ik kan er geen ander woord voor vinden.
Maar ze hoefden maar naar u toe te stappen en u was bereid links en rechts te helpen …..
Tuurlijk.
Maar ….. dat hebben ze niet gedaan. Waarom niet?
Ik weet het ook niet. Het is zo verschrikkelijk naar dat je met zoveel verschillende karakters te maken hebt in dit leven. Normaal. In zaken doen ook. Dat het GER COPPER zo waanzinnig goed gaat op het ogenblik: Olympische Spelen Seoul dat is toch waar iedereen zijn vingers aan zal aflikken. Dan kan ik me voorstellen dat een mindere broeder “ah, verdorie, die heeft het alweer zie je wel ….” Als je een hogere post bekleedt word je altijd beroddeld. Dat is nu eenmaal zo.
U was voorzitter van de NMU en van de FISM.
Ja, Vermeyden zit bij de commissaris van de koningin. Het is mijn plicht dat ik die man en zijn vrouw begeleid. Dat begrijpen ze niet.
Misschien ben ik dom. Maar daar moeten ze toch redenen voor hebben? Argumenten. Daar moeten ze toch met z’n allen over hebben gepraat van die moet weg. Waarom dan?
Het argument is: ik heb het niet en jij wel.
Ligt het zo eenvoudig?
Ik zie het niet anders. Ik ben met niemand kwaad. Ik kan alleen gemakkelijk iemand loslaten.
Als u in het buitenland bent, Parijs, Londen, Ghana of Togo, wordt u net als DAI VERNON met een staande ovatie verwelkomd maar in Nederland niet. Waarom niet?
Dat is de kleine mentaliteit. Heus, ik zou niets anders weten.
Hoe moet het nu verder met de Nederlandse goochelarij?
Maar uitzoeken zelf.
Denkt u dat de Nederlandse goochelaar nog toekomst heeft?
Geen commentaar ….. Nee, want als ik nu zeg “Ik geloof het niet”, dan breekt helemaal de hel los.
22.45 uur. Het interview is afgelopen. Buiten is het donker. Ik ruim mijn spulletjes op en Vermeyden zegt: “ Ik vond het leuk dat je er was en dat je de moeite hebt genomen. Dan gaan we nu nog even wat lekkers drinken als je wilt.”
Hij doet me aan mijn opa denken zoals hij daar staat met zijn handen over elkaar ………
@Auteur: Jan Paymans – Hocus 9de jrg nr. 6 1986