Archiefboek – Richard Ross (Rozeboom) (1946-2001)

Interview – (door @Jan Paymans)

Hij werd geboren te Langfhur in Polen. Emigreerde toen hij drie maanden oud was naar Nederland. Hij werd op alle wereldpodia bejubeld. In Nederland organiseerde hij de Huis ter Duin-Festivals en in Monaco is hij voor het jaarlijkse goochelfestival de artistiek directeur van Prins Rainier. Ook de artistieke leiding van de FISM ’88 was in zijn handen. Hij is de oprichter van het Magic Art Center en de houder van de gouden N.M.U.-speld. In Nederland won hij nooit de Grand Prix, maar hij werd wel tot twee maal toe wereldkampioen goochelen. Ondanks al deze grandioze successen is hij nooit uit de hoogte gaan doen. Met Richard Ross sprak ik over zijn weg naar de top.

Cortiny

Als 16-jarige jongen ging hij op zaterdagmiddag samen met een vriend naar de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Daar bevond zich goochelstudio Cortiny. Het werd zijn eerste kennismaking met de goochelkunst.

‘Ik keek mijn ogen uit toen ik al die mysterieuze apparaten zag. Demonstrateur was Sluyter, een beetje een oud-militair. Hij vertoonde onder andere Sipro. Hij plukte zoveel sigaretten uit de lucht als hij maar wilde. De truc kostte f 1,25. In die tijd rookte ik al, dus dat leek me wel wat voor die prijs. Thuisgekomen was ik echter hevig teleurgesteld. Het bleek een simpel hulpmiddeltje waarmee je de illusie kon creëren overal sigaretten vandaan te toveren. Toch ben ik gaan oefenen. En plotseling stond ik in het middelpunt van de belangstelling, want ik kon iets wat een ander niet kon. De mensen vonden het erg leuk en vroegen: ‘Henkie, want zo heette ik toen, doe het nog eens een keer!’ Dus herhaalde ik mijn trucs nog een paar keer met als gevolg dat iedereen ze snel doorhad. Zo kreeg ik mijn eerste goochelles: vertoon een truc maar één keer!’

Toneelnaam

Naderhand is hij nog vaak naar dat winkeltje in de Haarlemmerstraat teruggegaan. Zaterdags brachten veel goochelaars een bezoekje aan Cortiny. Vaste gasten waren bijvoorbeeld: Pim DobberCees Faber en Nico Burco. De sfeer was open en er werd veel over goochelen gepraat waardoor Richards kennis van de kunst groeide en groeide. Ook begon hij goocheldagen te bezoeken. Daar zag hij voor het eerst Tel SmitPeter Duval en Ted Lion met een eigen act optreden. Dat wilde hij ook! Hij bouwde een eigen act en besloot in 1965 aan het congres in Haarlem mee te doen. Maar eerst ging hij op zoek naar een goede toneelnaam. ‘Vroeger noemde ik mezelf Rosaldi. Ik vond Rozeboom nou niet zo’n geweldige toneelnaam. In die dagen eindigden de goochelnamen veelal op een i. Zo had je MaginiHauriniArmandi. Maar ik begreep toen al, dat je beter een gewone naam kon hebben net als Fred KapsPeter Pit of Tonny van Dommelen. Dàt waren gerenommeerde goochelaars destijds. Maar hoe kom je aan een goede naam? Nu bezat ik een plaatje van Edmundo Ros. Ik dacht Rozeboom en Ros dat lijkt wel wat op elkaar. Maar ja, Henkie Ros klinkt nu ook niet bepaald ‘je van het’. Nu heet ik voluit Hendrik Richard Rozeboom. Dus voordat ik er erg in had schreef ik Richard Ros. Ik bedacht er nog een extra S bij. Wist ik veel dat ik in Amerika nog een zuster had die Diana heette! Maar goed; ik vertel er altijd bij dat mijn moeder veel reisde… ‘.

Congressen

Omdat de jonge Richard niet genoeg zakgeld had, moest hij zelf trucjes bedenken. Hij kocht een doos jumbo-speelkaarten en ging daarmee aan de slag.

In 1965 bestond zijn act in Haarlem uit: de verdwijnende wandelstok met één hand (eigen vinding) en manipulaties met biljartballen en grote kaarten. Zijn presentatie bleek fris en nieuw. Ondanks jury-discussies en het feit dat hij niet behoorde tot de stal van Henk Vermeyden, won hij de derde prijs manipulatie. Een van de bezoekers van het congres was Maurice Pierre. Die was dermate onder de indruk dat hij Richard uitnodigde voor het AFAP-congres te Parijs (Franse N.M.U.). En daar won hij al in 1966 zijn eerste Grand Prix.

Later deed Richard nog mee in Apeldoorn, waar hij in het gala stond, omdat zijn moeder hem te laat had opgegeven voor het concours. Op het N.M.U.-congres te Zeist 1967 en het congres te Enschede 1968 won hij de eerste prijs manipulatie. Maar beide keren werd de Grand Prix niet uitgereikt. Formeel omdat het aantal punten voor de Grand Prix niet werd gehaald. Of niet werd gegeven.

Goochelles

‘Na mijn diensttijd in 1967 wist ik eigenlijk niet zo goed wat ik wilde worden. Beroepsgoochelaar? Maar dat was ik natuurlijk absoluut niet. Ik was een pure goochelaar voor goochelaars. Toen kwam er ineens een vacature bij Cortiny. En zo was ik daar in 1967 tot 1970 demonstrateur-verkoper. Tussendoor gaf ik goochelles. Hans Roski was een van mijn leerlingen. De naam zegt het al, Ross Key: sleutel voor Ross. Op een middag kwam Ger Kopper (de latere wereldkampioen Ger Copper) binnen. Hij wilde leren goochelen en kocht de biljartballentoer. Na een week zag ik dat hij die truc al volledig beheerste. Ik ben hem toen verder gaan helpen en zo is Ger in 1968 op het congres in Eindhoven jeugdkampioen geworden. In 1969 ben ik nog zijn manager geweest. Soms had je wel eens kinderen die heel graag goochelaar wilde worden. Maar hun ouders waren daar fel op tegen. Dat is heel jammer. Gelukkig hebben mijn ouders me nooit veroordeeld door wat ik deed. Dat is heel belangrijk, die steun. Want voor velen is goochelen toch iets kermisachtigs; iets in de sfeer van zakkenrollerij en oplichting.’

Amsterdam

In 1970 werd het FISM-congres georganiseerd. Richard had al een paar prijzen gewonnen waaronder de Franse Grand Prix. Dus besloot hij zich nu eens te richten op de FISM. Het congres was in Amsterdam, dus dicht bij huis. ‘Ik zag de act waarmee ik won laatst nog eens terug op video. Het is bijna niet te geloven hoe rustig ik daar sta ondanks al die stukjes techniek. Als ik er nu naar kijk, krijg ik nog het zweet in mijn handen. Ik was een technicus en dus niet op de manier van Fred Kaps. Die vergelijking gaat ook helemaal niet op, want we hebben beiden een andere persoonlijkheid. De act waarmee ik me inschreef, had ik nog nooit op toneel gedaan. Slechts een paar dagen voor het congres heb ik wat staan oefenen in het Zonnehuis in Amsterdam-Noord. Met Tonny Bakkenes heb ik toen een muziekje uitgezocht. Tijdens die generale ging alles fout wat er maar fout kon gaan. Ze gaven geen dubbeltje voor me.’ Toch werd Richard Ross van de ene dag op de andere wereldkampioen goochelen. Op dat moment realiseerde Richard zich dat hij beroepsgoochelaar moest worden. Hij kreeg een contract aangeboden om samen met het acrobatenduo De Crocksons (tegenwoordig Bassie en Adriaan) drie maanden naar Brazilië te gaan. Daar kon hij zijn act, die louter was bedoeld voor goochelaars, aanpassen aan lekenpubliek. Of zoals hij het zelf in een krantebericht uit 1970 zei: ‘De act moest commercieel gemaakt worden’.

Triks, Vermeijden, Kaps

‘Ik ging vaak op bezoek bij Cortiny en de goochelstudio van Corvelo. Naar Triks ging ik zelden. Ik vond de sfeer daar altijd wat afstandelijk. Dat trok me niet zo.

Kijk, ik ben een gezelligheidsmens. Vrij nuchter dus. Ze hoeven bij mij niet met allerlei poeha aan te komen. Velen denken dat ik een leerling van Vermeyden ben. Dat is absoluut niet zo. Henk had een aantal protégés onder ander Fred Kaps, Peter Pit en Tel Smit. In 1958 was Pit op het FISM-congres al verslagen door Van Dommelen. In 1965 was Tel Smit de gedoodverfde kampioen voor Haarlem. Echter, ene Di Sato(Harry Thiery) werd toen Grand Prix-winnaar. In 1967 zou Tel dan wereldkampioen worden, maar het was weer Di Sato (ook niet uit Vermeydens stal) die wereldkampioen werd. In 1970 zou Tel een tweede kans krijgen. Tel had veel ervaring, want hij werkte al een tijd in allerlei nachtclubs. Ik daarentegen had mijn act nog nooit op toneel vertoond.

Ik was die dag misschien meer in vorm. En Vermeyden kon het toen eigenlijk niet goed hebben dat er voor de derde keer weer een buitenstaander wereldkampioen werd. Dus de mythe dat Vermeyden de Nederlandse wereldkampioenen heeft voortgebracht moet maar eens de wereld uit.’

Toen Richard in 1970 op 24-jarige leeftijd in het tijdperk-Vermeyden zelfstandig wereldkampioen werd, had hij het lef in de krant te laten afdrukken: ‘Richard Ross verzet zich dan ook een beetje tegen de indruk dat in Nederland geen goochelaar opstaat of hij heeft zijn rijzende ster te danken aan Henk Vermeyden. In dit geval heb ik mijn eigen ideeën uitgevoerd en ben ik zelf langzaam omhoog geklommen.’ (Einde citaat.)

Kaps

‘In 1970 zei men ja, Ross is nu wel wereldkampioen, maar hij is nog geen Fred Kaps. Nee, natuurlijk niet! Fred was tien jaar terug in 1961 voor de derde keer wereldkampioen geworden. Ik was gewoon Henkie Rozeboom, 24 jaar en de jongste wereldkampioen. Ik had geprobeerd met mijn techniek iets te laten zien op mijn manier, zonder enige ervaring. Ik zat nog lang niet in het vak. Dat gebeurde pas in de jaren 1970-1973. Fred werkte bij de Snip en Snap Revue, dus kreeg ik de schnabbels die normaliter voor hem zouden zijn geweest. Zo bouwde ik langzaam ervaring op.’

Klokken

In 1973 werd het FISM-congres in Parijs gehouden. Een half jaar daarvoor besloot Ross mee te doen en zijn titel te verdedigen. Hij had een goed idee: goochelen met klokken. Die klokken zouden zo groot moeten zijn als filmblikken. Na enig experimenteren had hij dit idee uitgewerkt. ‘Vermeyden kwam ik nogal eens tegen, want wij hadden dezelfde vriendenclub. We respecteerden elkaar. Dus ik zeg tegen Henk: “Ik doe mee met Parijs.” Zegt Henk: “Jij moet helemaal niet meedoen!” Ik: “Ja, maar ik heb een uitstekend idee!” Ik heb hem toen dat idee met die klokken verteld. Ik heb hem zelfs de klokken laten zien, want hij mocht alles bekijken. Nou, Henk werd ook een dagje ouder dus die zal na een tijdje gedacht hebben dat het zijn idee is geweest. Want na een hele poos kom ik hem weer eens tegen en zegt hij tegen me: “Nu heb ik toch een leuk idee met grote klokken!” Ik keek hem heel verbaasd aan en zie: “Dat idee heb ik je een tijdje geleden verteld. Ik heb je zelfs die klokken laten zien.”‘

Parijs

‘Een week voor het FISM-congres had ik via Maurice Pierre een contract voor de Eiffeltoren. Ik trad er samen met Fred en Flip op. Ik dacht, ik doe alleen de kleine klokjes; de grote laat ik nog niet zien. Nou, daar waren ze al razend enthousiast over. In mijn act zaten ook ringen. De basis is van Dai Vernon en Piet van Putten (René Petri). Piet had mij vroeger die ringen wel eens laten zien met van die typische bewegingen. Daar ben ik verder mee gaan spelen. Nou, na het concours was ik voor de tweede maal wereldkampioen. Ik kreeg allerlei buitenlandse contracten. In 1975 stond ik in het Olympia te Parijs. Daar ben ik Veronique tegengekomen, mijn steun en toeverlaat. Sinds die tijd hebben we de hele wereld afgereisd: Japan, Hong Kong, Londen, etc. Maar door al dat reizen kreeg ik zo langzamerhand het gevoel van moet ik dit mijn hele leven gaan doen? Jaarlijks stond ik 5 maanden in de Crazy Horse te Parijs. Na het zoveelste seizoen vond ik het welletjes. Ik wilde wat anders. Toen is dat gekke idee ontstaan om een soort centrum van de goochelkunst te creëren. Dat werd het MAC. Daarmee had ik meer mogelijkheden dan alleen maar reizen en optreden.’

Ondernemer

‘Op 3 maart 1984 werd het MAC geopend met hapjes, drankjes en toespraken. Veel mensen vroegen me toen: ‘Wat ga je eigenlijk doen? Waar ben je in vredesnaam mee bezig?’ Dat wist ik eigenlijk toen zelf ook niet. Maar ik wist wel: als je niets doet, gebeurt er ook niets. Nu hebben we een ontmoetingscentrum voor goochelaars gecreëerd. Ik behartig mijn eigen zaken achter mijn eigen bureau. Ik ben mijn eigen impresario. Kortom: ik ben ondernemer geworden. In het begin dacht iedereen hij rijdt BMW, omdat goochelaars aan de bar een drankje bestellen. Maar we hebben een serieuze zaak! Met Véronique meegerekend hebben we vier man personeel en met dat team en die pioniersgeest hebben we het gemaakt. De goochelkunst is jarenlang niet verkocht op de manier waarop dat zou moeten gebeuren. Fred Kaps en Henk Vermeyden hebben de goochelkunst niveau en klasse gebracht. Misschien heb ik mezelf wel geroepen gevoeld om die traditie voort te zetten. Maar ik was de nieuwe generatie, dus heb ik dat aangepast aan de eisen van de nieuwe tijd.’

Wereldkampioen

‘Wereldkampioen goochelen zegt geen ene fluit. Het is een erkenning op een bepaald moment door een bepaalde groep mensen. Waarbij een groepje mensen moet aangeven wie de winnaar wordt van de competitie. Je moet geluk hebben. Kijk maar naar de verspringer op de Olympische Spelen die jarenlang geoefend heeft. Op het moment dat hij het moet doen lukt het niet! Om wat voor reden dan ook. Maar je moet goed weten waar je mee bezig bent. En er zijn veel goochelaars die dat absoluut niet weten. Als ik zeg: “Ik ben twee keer wereldkampioen geweest” dan ben ik daar natuurlijk trots op. Maar waar het echt om gaat is dat je ondanks die titels en die prijzen jezelf voor elk soort publiek weer opnieuw moet waarmaken. Dat moet je nooit vergeten. Of je nu op een biljart staat of in Olympia: die wet geldt overal.’

Toekomst

‘Dan heb ik nog een primeurtje voor je Jan: misschien gaan we op het eind van het jaar een eigen tv-show maken. Het idee is in een ver gevorderd stadium. Er is een goed concept. Hierdoor krijgen we de gelegenheid ons vak op een goede manier op de buis te krijgen. We hebben nu de kans, dus we moeten hem zeker niet laten schieten. Ja, we zien de toekomst vol vertrouwen en met veel plezier tegemoet!’

@Auteur: Jan Paymans – in: Informagie 5de jrg nr. 1 1993